Yellow (I) (“Geel [I]”), 2009. Oil on canvas, 90 x 90 cm. School voor Filosofie, Amsterdam.
Over schilderij “Geel” (fragment):
Ook hier komt het geel van links boven, het valt bijna letterlijk het doek binnen en ontplooit zich in het midden tot een baaierd (de schilderes zelf noemt het een symfonie) van geel met varianten en aanpalende kleuren en tinten, van mosgroen tot oranje. Rechts en beneden verdichten de vormen zich tot herkenbare bloemen die, losgelaten uit de baaierd, stilletjes lijken te zweven boven een zeer stil donker blauw. En ook beneden is het stil, nu met een enkel los blad in hetzelfde rimpelloze bleekblauw dat we kennen uit Geel II maar dat nu niet aanvoelt als lucht maar als water. En zo doemt er dan toch weer een landschap op, als een afterthought. Maar die landschappelijkheid blijkt bij nader inzien niet zomaar een bijprodukt, dat de kijker er gratis bij krijgt, maar een wezenlijk element van het kunstwerk, dat voor de kijker dient als een inleiding tot waar het eigenlijk over gaat. Want de tastbare materie van doek en verf gaat bij haar altijd vóór het door die materie opgeroepen beeld van aan de kijker bekende dingen. Die door de kijker ‘herkende’ wereld buiten het doek blijft een in wezen illusoir gebied, het schilderij biedt niet meer dan een herinnering eraan, of een suggestie. (Bakker, Illusie van Landschap, 2012)
Bovenstaand is een citaat uit het artikel ‘Illusie van Landschap’ (2012) van Boudewijn Bakker.