Paintings

Water XIV

560 485 marian

Water XIV, 2011. Oil on canvas, 95 x 110 cm.            

Car V (“Auto V”)

560 479 marian

Car V, 2010. Oil on canvas, 90 x 105 cm. Private collection, Zeist.

Car IV (“Auto IV”)

560 505 marian

Car IV, 2010. Oil on canvas, 90 x 100 cm. Private Collection, Gemonde.

Drawing of finished painting (Car IV). Crayon on paper, 7,5 x 9 cm.

van Uitert over Auto IV (fragment):

Als het om architectuur en auto’s gaat of om alle twee tegelijk, met hun zeer definitieve scherpe vormen, krijgen de resultaten in veel gevallen iets, excusez le mot, onhandigs. Het schilderij Auto IV (een Volvo of Taunus heb ik me laten verteIlen) vormt door de verkorte weergave en de groene schaduw/lichtplekken een uitzondering, ook door de boom rechts waarvan de stam onderbroken wordt door groene groeisels zodat de zo voor de hand liggende ruimtewerking enigszins wordt doorbroken. (van Uitert, A Grace Beyond the Reach of Art, 2012)

Autumn (“Herfst”)

560 592 marian

Autumn (“Herfst”), 2010. Oil on canvas, 90 x 85 cm. Private collection, Rijssen.

Yellow (“Geel”)

560 559 marian

Yellow (I) (“Geel [I]”), 2009. Oil on canvas, 90 x 90 cm. School voor Filosofie, Amsterdam.

Over schilderij “Geel” (fragment):

Ook hier komt het geel van links boven, het valt bijna letterlijk het doek binnen en ontplooit zich in het midden tot een baaierd (de schilderes zelf noemt het een symfonie) van geel met varianten en aanpalende kleuren en tinten, van mosgroen tot oranje. Rechts en beneden verdichten de vormen zich tot herkenbare bloemen die, losgelaten uit de baaierd, stilletjes lijken te zweven boven een zeer stil donker blauw. En ook beneden is het stil, nu met een enkel los blad in hetzelfde rimpelloze bleekblauw dat we kennen uit Geel II maar dat nu niet aanvoelt als lucht maar als water. En zo doemt er dan toch weer een landschap op, als een afterthought. Maar die landschappelijkheid blijkt bij nader inzien niet zomaar een bijprodukt, dat de kijker er gratis bij krijgt, maar een wezenlijk element van het kunstwerk, dat voor de kijker dient als een inleiding tot waar het eigenlijk over gaat. Want de tastbare materie van doek en verf gaat bij haar altijd vóór het door die materie opgeroepen beeld van aan de kijker bekende dingen. Die door de kijker ‘herkende’ wereld buiten het doek blijft een in wezen illusoir gebied, het schilderij biedt niet meer dan een herinnering eraan, of een suggestie. (Bakker, Illusie van Landschap, 2012)

Bovenstaand is een citaat uit het artikel ‘Illusie van Landschap’ (2012) van Boudewijn Bakker.

Untitled III (“Zonder Titel”)

560 522 marian

Untitled III (“Zonder Titel III”), 2008. Oil on canvas, 65 x 70 cm  (private collection, Paris).

 

Composition (“Compositie”)

560 512 marian

Composition (“Compositie”), 2008. Oil on canvas, 55 x 60 cm.

Tulips (“Tulpen”)

560 625 marian

Tulips (“Tulpen”), 2006. Oil on canvas, 110 x 100 cm.

As a symbolic form, ‘water’ is not painted in the painting but given a presence by a double reference: the leave on it and behind it, and the landscape behind and therefore on it as well. The one cannot exist without the other, just as Kandinsky’s ‘red horse’ needed a second. The painting Tulips (2006) derives its effect from the same plan, but without having to make any other references to ‘water’. (Meuwissen, Abstract Affairs, 2012).

Over schilderij “Tulpen” (fragment):

Als symbolische vorm wordt ‘water’ zelf op het schilderij niet geschilderd maar aanwezig gesteld door een dubbele aanwijzing: de bladeren erop en erachter en het landschap erachter en dus ook erop. Het een kan niet zonder het ander, zoals een ‘rood paard’ bij Kandinsky een tweede nodig had gehad. Het schilderij Tulpen (2006) ontleent zijn werking aan hetzelfde schema maar zonder verder nog naar ‘water’ te verwijzen. (Meuwissen, Abstracte Zaken, 2012).

Bovenstaand is een citaat uit het artikel ‘Abstracte Zaken’ (2012) van Joost Meuwissen.

Stream VII (“Stroom VII”)

457 549 marian

Stream VII (“Stroom VII”), 1996. Oil on Canvas, 170 x 140 cm. Stedelijk Museum Amsterdam.

Fuchs over Stroom VII (fragment)

Het schilderij is zoiets als een ruimte van atmosferische kleurnevels geworden. Met andere woorden: het landschap is een interieur. (Fuchs, Plens, 2015)

Jitta over Stroom VII (fragment)

Het is alsof deze beweging daar niet ophoudt maar verder gaat en het schilderij slechts een fragment laat zien, dat op zijn beurt verwijst naar een groter geheel voorbij het geschilderde, voorbij de voorstelling. Eenzelfde suggestie ontstaat wanneer rotsen en glooiingen door de randen van het doek oversneden zijn, wanneer een verscholen lichtbron is opgeroepen die zich buiten het beeld bevindt, of boomtoppen en horizon zich alleen laten vermoeden als in Stroom V (1992) en Stroom VII (1996). (Jitta, Gardens of thought, 1996)

Reijnders over Stroom VII (fragment)

Er zitten meer van dit soort incongruïteiten in dit werk. Soms zijn het harde confrontaties, een dwars door de compositie schietende boomstam of viaduct, vaak zijn ze subtiel en in relatie tot de hartverwarmende kleurnuances, enigszins onthutsend. Dat geldt ook voor bizarre vrijheden als de horizontale partij die aan ‘Stroom VII’ zijn beweeglijke basis geeft, een riviertje wellicht, of een pad. Of de keuze om van iets ondergeschikts als een ‘sousbois’, het onderwerp te maken (Reijnders, Visuele Parcoursen, 1997).

  • 1
  • 2